- bal
- {{bal}}{{/term}}I 〈de〉1 [sport] ball2 [tot een ronde bol gevormde massa] ball3 [gulden] ±quid4 [testikel] ball ⇒ nut5 [met betrekking tot de hand/voet] 〈van voet〉 ball; 〈van hand〉 heel6 [persoon] snob; 〈informeel〉 stuck-up person♦voorbeelden:1 de bal in eigen ploeg houden 〈ook figuurlijk〉 • hold on to the ball〈figuurlijk〉 een balletje over iets opgooien • put out feelers about somethingde bal terugkaatsen • 〈figuurlijk〉 put the ball back in(to) the other person's 〈enz.〉courtelkaar de bal toespelen • 〈figuurlijk〉 scratch each other's backseen balletje trappen • kick a ball (about)aan de bal zijn • play the ball; 〈figuurlijk〉 be on the ballop de bal spelen, niet op de man • play the ball, not the man〈spreekwoord〉 wie kaatst, moet de bal verwachten • if you make a jest, you must take a jest2 een bal(letje) gehakt • a meatballeen balletje slaan • hit a ball3 hij verdient ongeveer 600 ballen per dag • he earns about 250 quid a day4 het is zo koud dat je ballen eraf vriezen • it's cold enough to freeze the balls off a brass monkey6 een rechtse bal • a conservative/right-wing snobhet zijn (echte) ballen • they think they're really something¶ 〈scheldnaam〉 bal gehakt • Ameatheadde ballen van iets begrijpen • not understand a damn thing about somethinggeen bal uitvoeren • not do a (bloody) stroke (of work)geen bal van iets snappen/weten • not understand/know a damn thing about somethinghet kan me geen bal schelen • I couldn't care less〈informeel〉 de ballen! • cheers!II 〈het〉1 [danspartij] ball; dance♦voorbeelden:1 gekostumeerd bal • fancy (dress) ballhet is (er) weer bal • 〈figuurlijk〉 they're at it again
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.